In een vorige post zijn we begonnen met een bespreking van Lean. Daarin werd besproken dat Lean is ontworpen voor de toenmalige marktsituatie in Japan. Een kleine, verzadigde markt met consumenten die geld over hadden voor innovatieve en unieke producten. We concludeerden dan ook dat Lean geschikt kan zijn voor bedrijven die opereren op kleine markten met klanten die vragen om flexibiliteit, variatie en innovatie. Lean is vooral ontworpen om de kosten van die flexibiliteit en innovatie binnen de perken te houden en vormt dus vooral een oplossing in sectoren waar dat een concurrentievoordeel oplevert.
De vraag of Lean ook Nederland uit een crisis kan helpen is daarmee nog niet beantwoord. Vooral wanneer we het hebben over bedrijven die het voornamelijk moeten hebben van het verlagen van de productiekosten. Lean belooft dat dit kan door het wegnemen van waste – alle mensen, voorwerpen en handelingen die niet bijdragen tot klantwaarde. In complexe organisaties is het identificeren van waste echter niet eenvoudig en het wegnemen van bepaalde onderdelen van een systeem kan grote gevolgen hebben voor de werking daarvan. Het risico bestaat dat Lean dan slechts nadelige gevolgen heeft.
Lean en het lichaam
Een belangrijke reductie van waste valt te behalen in het afslanken van het productieproces. Onnodige handelingen zoals lopen en wachten kosten veel arbeidstijd die niet direct waarde creëert. Een productieproces waarin deze handelingen niet nodig zijn zal dus ook een kortere doorlooptijd hebben en meer waarde per tijdseenheid toevoegen aan het product. De eerste besparing die daar uit voortkomt is dus het verlagen van de loon- en machinekosten. (Daarnaast wordt het proces hierdoor vaak beter te voorspellen. Er kan dan ook een tweede besparing worden behaald in het verbeteren van capaciteitsplanningen en beheersen van doorlooptijden aan de hand van, bijvoorbeeld, het Just In Time-principe.)
Dit betekent voor werknemers echter dat zij per minuut meer seconden aan het werk zullen zijn dan voorheen. Het reduceren van waste heeft dus grote gevolgen voor de factor arbeid. In plaats van 30 seconden per minuut, zullen zij nu bijvoorbeeld 50 seconden per minuut aan werk zijn. Dit maakt werknemers productiever en verhoogd het rendement op de arbeidskosten. Maar, bevat echter ook het risico dat het productiemiddel arbeid sneller zal slijten. Gestandaardiseerde bewegingen, zonder voldoende recuperatietijd, veroorzaken bijvoorbeeld een repetitieve belasting die kan leiden tot RSI.
Als werknemers zich vervolgens niet meer even kunnen uitstrekken tijdens het lopen of wachten, dan zal hun lichaam geen kans krijgen om zich te herstellen van de geleverde inspanningen. In dat geval heeft het wegnemen van waste dus als een onbedoeld gevolg dat het lichaam van werknemers sneller slijt. Je krijgt dan te maken met ontevreden werknemers of je raakt hun kennis en ervaring kwijt aan arbeidsongeschiktheid. Sommige ‘waste’ heeft dus ook zo zijn functie.
Een zelfde conclusie kan bijvoorbeeld ook getrokken worden over het begrip voorraad. Vooraad is niet per definitie slecht. Het kan een relatief goedkoop middel zijn om flexibiliteit te genereren.
Lean en controle
Een andere belangrijke reductie in de Lean filosofie is het afslanken van de organisatie structuur. Door werknemers meer autonomie en verantwoordelijkheid te geven belooft Lean ook flinke besparingen op de waste in overbodige management lagen. (Tevens zullen teamwork en bottom-up innovatie een positieve weerslag kunnen hebben op de kwaliteit van het product, omdat ideeën van werknemers dan niet langer worden gesmoord in een van de vele organisatie lagen.)
Echter ook een ‘leane’ organisatiestructuur kan zo zijn onbedoelde gevolgen hebben. Teamwork en wekelijkse Kaizen-vergaderingen doen namelijk meer dan alleen het creëren van een broedplaats voor innovatieve ideeën. Ze maken werknemers ook mondiger en kritischer ten opzichte van het management. Leane organisaties kennen meer horizontale banden dan verticale banden waardoor de bedrijfsleiding moeite kan krijgen om tegenwicht te bieden aan die mondige werknemers.
Waar in traditionele bedrijven werknemers kunnen worden gecontroleerd door een ‘verdeel en heers’-politiek, zullen de autonome Lean werknemers op een andere manier moeten worden aangestuurd. De vele horizontale banden en de communicatie vaardigheden van werknemers maken hen namelijk tot een sterke politieke factor binnen de organisatie, omdat zij makkelijk actie kunnen voeren, stakingen van de grond kunnen krijgen en efficiënt de gelederen kunnen sluiten.
Zorgzame werkgevers
Welfare corporatism, het leveren van sociale diensten zoals gezondheidszorg, biedt hierin voor veel bedrijven een uitkomst. Als je lot verbonden is met het lot van je werkgever, dan zal je er alles aan doen om het bedrijf succesvol te laten zijn. Programma’s voor kinderopvang, scholing en medische behandelingen kunnen werknemers zo motiveren om zich in te zetten voor een winstgevende en toekomstbestendige organisatie. Niet elke organisatie weet echter deze lotsverbondenheid tot stand te brengen. Het lijken zelfs de uitzonderingen te zijn die zo het maximale uit hun werknemers weten te halen.
In West-Europa moeten bedrijven bijvoorbeeld concurreren met een verzorgingsstaat die ervoor zorgt dat burgers niet afhankelijk zijn van een specifieke werkgever. Maar ook bijvoorbeeld in Amerika, waar de staat een stuk minder zorgzaam is, lijken de kosten van deze lotsverbondenheid vaak niet op te wegen tegen de baten. Vooral in tijden van crisis kan het onaanvaardbaar zijn dat dergelijke investeringen zich niet snel genoeg in keiharde euro’s terugverdienen.
Peer pressure
Het gevolg is dat bedrijven vaak inzetten op sociale controle. Door targets bijvoorbeeld toe te schrijven aan teams in plaats van individuen, kunnen bedrijven er voor zorgen dat de teamleden elkaar zullen dwingen die targets te halen. Ook kan bijvoorbeeld het publiekelijk weergeven van individuele productiecijfers ervoor zorgen dat werknemers uit angst voor schaamte harder zullen werken. Ga je daar te ver in dan kan dit enorme gevolgen hebben voor de sfeer in de organisatie. Het zal dan moeilijk worden om nieuw personeel aan te trekken en waardevolle werknemers in huis te houden.
Een van de redenen waarom TPS zo succesvol kon zijn in Japan heeft dan ook te maken met de culturele voorwaarden in dat land. Japanners doen er namelijk alles aan om schaamte te voorkomen en de goede schijn op te houden. Werken ze eenmaal voor een bedrijf, dan zullen ze er alles aan doen om bij dat bedrijf te blijven werken. Ze moeten namelijk vol kunnen blijven houden dat de keuze voor dat bedrijf de juiste keuze was.
Ook zullen Japanners er over het algemeen alles aan doen om niet te laten merken dat ze ontevreden zijn. Zij zullen hun onvrede dus niet kenbaar maken aan hun gelijken en zich niet snel verenigen in een protestgroep. Samen met hun hypersensitiviteit voor peer pressure maakt dat Japanse werknemers, in vergelijking met Nederlandse werknemers, een erg dociele arbeidspool vormen. Waar Japanners zich ten volle blijven inzetten voor het bedrijf, zullen westerse werknemers nog slechts een lippendienst bewijzen.
Wikken en wegen
Dus vooral wanneer je Lean invoert om meer te kunnen gaan innoveren, dan zal sociale controle geen afbreuk moeten doen aan de werksfeer binnen de organisatie. Je kunt een Nederlander misschien dwingen om aan de minimale eisen te voldoen, de befaamde zesjes cultuur, maar je kan hem niet dwingen te innoveren en te excelleren. Als Lean voor jou vooral het doel heeft om de kosten te reduceren, dan zal je dus goed moeten nagaan of dat dieet niet de discipline, kracht en energie uit het bedrijf haalt, die nodig zijn om door de crisis te komen.
De Amerikaanse ervaring laat zien dat dit een reële mogelijkheid is. De investeringen in flexibiliteit leverden geen concurrentievoordeel op en de Amerikaanse autoindustrie kon de technologische ontwikkelingen in andere landen maar moeilijk bijbenen, laat staan daarin vooroplopen. Nederlandse bedrijven zullen moeten oppassen dat zij niet in dezelfde val trappen. Het is voor hen raadzaam om zich af te vragen of Lean manufacturing wel aansluit bij hun markt en of ze intern de negatieve gevolgen van het dieet wel kunnen opvangen.